Neuk me met woorden: “Het vuur trekt steeds sneller naar mijn rechterhand”
De ruimte is donker, ik staar in de duisternis. Langzaam wennen mijn ogen aan het zwart. De meubels in mijn slaapkamer worden zichtbaar. Ik trek mijn naaldhakken uit, waarna er lichte kramp door mijn voeten trekt. Mijn houding past zich aan de platte ondergrond aan, het tapijt voelt zacht. Mijn lichaam ontspant. Ik gooi mijn tas op mijn met kleding bezaaide bed, gris er sigaretten uit en zet enkele stappen zodat ik voor de fluwelen gordijnen sta. Het zogenaamde maanlicht schijnt op de bomen, welke zich achter de gordijnen verscholen. De balkondeuren spreid ik open, een milde wind streelt mijn wangen, hals, armen, borsten, benen, een rilling kruipt door mijn rug en even sluit ik mijn ogen. Ik voel hoofdpijn opzetten, omdat ik te hard geprobeerd heb de tranen uit mijn ogen te laten vloeien. Het is me nog nooit gelukt, maar toch probeer ik het minstens eens per twee weken. Vaak wanneer ik op de fiets naar huis ga en ongeveer vijf minuten onderweg ben. De Koninginneweg wordt verlicht door de lantaarns, er is amper een mens op straat. In theorie een goed moment om toe te geven aan emoties, mocht dat lukken. Helaas hoe hard ik ook mijn best doe, mij lukt dat niet.
De sigaret in mijn mond steek ik aan met lucifers die onder de stoel naast me liggen. Net voor ik het vuur wil doven, bedenk ik me en blijf geïntrigeerd naar het onschuldig uitziende vonkje kijken. Een vlam heeft iets mysterieus, onheilspellends en aantrekkelijks. Als kind heeft ieder wel een moment gehad waarbij vingertoppen zijn gebrand door de onhoudbare nieuwsgierigheid. Iets zelf ondervinden laat je het snelst leren, in de meeste gevallen. Het vuur trekt steeds sneller naar mijn rechterhand. Kalm draai ik de lucifer naar beneden, mijn duim en wijsvinger worden geattendeerd op de hitte. Met mijn linkerhand pak ik het zwart gebrande stukje. Het topje brandt iets in mijn vingers, pijn doet het niet. Ik heb me vaker gebrand aan vuur. De vlam kruipt naar boven en wanneer deze bijna tot het einde komt, blaas ik het uit. Enkel de geur van het gedoofde houtje verraadt nu dat er zojuist iets fikte. De vlam is niet vanzelf uitgegaan. Dat heb ik gedaan. Ik bepaalde wanneer het gebeurde en ondanks dat ik weet dat het er anders een seconde later van was gekomen, ben ik gerust met de controle die ik heb gehouden. De geur verspreidt zich in de lucht rondom mij. Ik heb het altijd graag geroken. ‘t Heeft iets gevaarlijks, mannelijks en robuust. De geur is zo krachtig dat het anderen doet vervagen. Een eigenschap met grote macht. Spelen met vuur is sowieso iets wat ik immer heb gedaan. Tot ik het vlammetje voor dat niet te voorkomen moment moet uitblazen, zodat ik alleen mezelf de schuld kan geven.
Mijn sigaret druk ik uit, de deuren sluit ik. Als ik opsta blijf ik even staan, ik bekijk het bed waar vannacht naast mij een man in heeft geslapen. Met een beetje geluk neemt de geur van de daarnet verbrande lucifer de zijne ook mee.
Niet dat het gaat om de man, die daar vannacht lag, het gaat om de macht. Om de controle behouden en het volgen van de manieren die ik heb gevonden om mijn kwetsbaarheid te verschuilen. Hoe hard je je pik ook in me duwt, zo diep zal je nooit komen. Hetgeen waar ik om zal huilen zit onder talloze lagen verscholen. Misschien hou ik wel van pijpen, omdat ik dan niet hoef te praten. Misschien laat ik je me wel likken, omdat je dan niks kan vragen. Toch voel ik een verlangen naar meer dan neuken, maar ik zal er nooit om smeken. Ik kan er nooit aan toegeven. Ik kan niet stoppen met sterk zijn, zelfs er geen bekritiserende meningen zijn.
Maar ergens brandt er een lucifer, die ik niet zal uitblazen, waarvan de geur niet alles zal doen verdwijnen en welke dooft wanneer de controle is verloren. Mocht diegene ooit komen: Neuk me met woorden, zinnen, verhalen, antwoorden en vragen, en daarna met je pik.
Mmm een vlam is wakker