Het Lief Dagboek

‘Ik schreef 900 woorden’

‘Hij vindt je echt leuk, geloof mij. Niemand weet wat er met hem aan de hand is. Het gaat gewoon niet goed met hem, maar hij is zeker gek op jou.’ De uitgesproken woorden bleven zich in mijn hoofd herhalen.
Afgelopen weekend was ik één van zijn vrienden tegen het lijf gelopen op een feestje in de hoofdstad. Hij had me aan een andere vriend voorgesteld als ’t vriendinnetje van. Ik had toen gezegd dat dat nog wel mee viel, gezien de man in kwestie al twee dagen geen blijk van leven had gegeven. Of kwamen sprookjes ineens tot leven en zou hij langzaam veranderen in de mannelijke Doornroosje?

De zinnen klonken nogmaals door mijn gedachten. Ik had nog een poosje staan praten met de vriend van, waaruit bleek dat de ex van het sprookje bruut had beëindigd en hem nog wat denkbeeldige trappen achterna had gegeven.
De tragiek van dat verhaal en het feit dat hij dat niet durfde uit te spreken tegen mij, maakte het beest in me los. Het hopeloos romantische, zachtaardige beestje met een roze bril op kroop tevoorschijn en nam bezit van de vrouw die je voorheen kende als doorgewinterde feestzus. Een zeldzaam verschijnsel wat eens in de vier jaar voorkwam, waarbij hetgeen zal gebeuren wat niemand voor ogen had gehouden. Ik zou mijn torenhoge kasteelmuren ietsjes afbreken en een glimp laten zien van mijn aller eigenste kwetsbaarheid.

‘Meneer, heeft u toevallig ook gelinieerd briefpapier?’ vroeg ik aan de oudere man in de Bruna op het Olympiaplein.
‘Helaas niet.’ antwoordde de man. Ik besloot daarop naar nog minstens vier winkels te lopen, maar uiteindelijk keerde ik weer terug naar de winkel waar ik als eerst begon. Diezelfde oudere man begroette me nogmaals toen ik de winkel in kwam stappen en lachte aandoenlijk.
Het voelde alsof ik op een geheime missie was, niemand wist wat ik aan het doen was en wat er ging gebeuren. Zelfs ik wist mijn god niet wat me bezielde en dat straalde ik waarschijnlijk ook uit.
Het waren de woorden van de vriend van die het me tot deze daad deden zetten. Als hij zo gekwetst was zoals mijn zaterdagnacht verteld was, begreep ik waarom hij in paniek raakte. Daarbij ging het ook razendsnel – er waren amper vijf weken voorbij – maar ik had gevoel dat ik hem iets van mij kon laten zien, door hoe hij me de eerste drie weken als zijn eigen kleine zeemeermin had behandeld. Ik bedoel, de foto die was geschoten tijdens onze twee nacht samen hing al sinds diezelfde nacht prominent op het prikbord in zijn keuken en was door hem benoemd tot de cover van onze eigen Disneyfilm.

Ik had gevoel dat er een klein vangnet hing en ik de stap kon wagen om een mini sprongetje te maken. Hij zou op me opvangen, dat vertrouwen had hij me gegeven. Het minste wat ik kon doen was proberen zo’n zelfde vangnet voor hem in elkaar knutselen, maar dan van pen en papier. En een vleugje parfum.

Thuis aan de eettafel pakte ik de gekochte spullen uit mijn tas: een gelinieerd schrijfblok, plastic liniaal, grijs potlood, een pen met zwarte inkt, het crème kleurige briefpapier en bijpassende enveloppen. Aan de andere kant van de woonkamer stond een sta lamp, vlak naast de oude radio. Er kwam weinig zonlicht van buiten, dus ik pakte de lamp en scheen deze op het opgeslagen schrijfblok op tafel.
Als een strijder van de romantiek ging ik driftig in de aanval met mijn potlood en liniaal. EN GARDE! En ik begon de lijntjes van het papier over te trekken.

Mijn schrijfhand trilde van de zenuwen die door mijn kleine lijf gierde. Ik had maar vijf velletjes van het zorgvuldig uitgekozen briefpapier en vond dat mijn handschrift aan mijn hoge verwachtingen moest voldoen. Die verdomde roze bril ook
Het licht van de lamp op het briefpapier met daaronder het schrijfblok met de overgetrokken lijntjes zorgde dat ik schrijflijnen net door het crèmekleurige vel kon zien. Vluchtig keek ik op de grote klok. Onderhand was het al 16.00, had ik mijn halve dag aan dit krankzinnige plan verspild en stond er nog helemaal niets op het papier wat voor 18.00 op de post moest. Het was nu of nooit.
Ik worstelde me door de woorden op mijn beeldscherm heen, schreef me een ongans, gooide briefpapier door de lucht omdat ik mijn handschrift niet mooi genoeg vond en begon weer opnieuw. Het was een race tegen de tijd, mijn verstandige zelf en al mijn principes. Het was immers slechts een kwestie van tijd voor ik weer bij zinnen zou komen en deze ludieke actie zou beschrijven als een opvlieging of psychose.

900 woorden en anderhalf uur later bekeek ik het papier, beschreven met mijn verhaal in mijn handschrift. Om het af te maken, net zoals in de films, spoot ik er een vleugje van mijn Chopard Wish op. Sterker nog, ik ging op zoek naar een rode pen, want het hartje wat ik op het bijgevoegde briefje wilde tekenen, moest natuurlijk rood zijn.

Met de envelop in mijn rechterhand snelde ik om 17.50 naar de brievenbus. Onderweg las ik appjes van de vrouwen en mannen in mijn leven, maar ik wist dat als ik ook maar op iets zou reageren, ik linea recta om zou keren en mijn handgeschreven brief het daglicht nooit meer zou zien.
Ik staarde naar de oranje brievenbus en in een flits hoorde ik mijn verstandige zelf tegen me zeggen: Merc, doe het niet. Een fractie van een seconde later lag de brief in de bus, met daarbij het papiertje met de tekst:

“Mijn eerste column voor Pretparque. Ik vond dat jij het als eerst mocht lezen.
Je hebt er immers zelf aan meegeschreven.

Liefs, Mercedes”

(Je dacht toch niet dat ik dat van die prins op die motor zelf had verzonnen?)