Door Vrouwen, Het Lief Dagboek, Mercedes Coco

En een zwarte koffie: “Op ome Henk”

Met een beetje geluk ging de zon toch nog schijnen en zouden we buiten kunnen zitten. Op één jaar na was het ieder jaar hetzelfde riedeltje. Dat ene jaar was het snikheet en trouwens er was ook een jaar dat het zulk schijtweer was dat we ons moesten verplaatsen naar de woonkamer op de tweede verdieping. Mijn ouders hebben zo’n drive-in huis. Dat was het jaar dat Nederland van Denemarken verloor en mijn achterneef vervolgens zo boos was dat hij bijna wilde weggaan, dus mijn moeder naast hem was gaan zitten in de tuin en ruim een half uur op hem in heeft lopen praten. Hij is die avond gebleven, we hebben ons bezopen en rookten in de woonkamer. Dat laatste is om en nabij drie keer gebeurd in de afgelopen 20 jaar, waarvan een keer toen mijn ouders op vakantie waren en ik net had geleerd hoe ik joints moest draaien.

De stoelkussens werden gepakt. Er was besloten dat we buiten konden zitten. De klok toonde dat het half vier was. Ik had nog wel even. Iedereen kwam toch altijd te laat. De drank had die tijd niet nodig, dat stond al sinds gisteren koud. Ik schonk mezelf een wijntje in en liep met het glas in mijn hand naar de badkamer.

Een klein half uur later ging de bel. In de woonkamer sprong iemand op, aan het getik van de hakken kon ik horen dat het mijn moeder was. De deur ging open, ik hoorde stemmen en de vraag die elke jaar als eerste werd gesteld: ‘Zijn we de eerste?’ Ja, jullie waren de eerste, maar kom binnen. Koffie of biertje?

Het waren een stel zoetekauwen, die Huissies. Bij het zien van zo’n ouderwetse slagroom- of mokkataart moest ik immer denken aan het verhaal van mijn moeder over mijn opa en oma. Toen mijn ouders nog in de Eerste van Swindenstraat in Amsterdam Oost woonden. Opa en oma Huis kwamen op bezoek, mijn moeder had een grote taart gekocht. Voor de gein zei ze: Beiden dan maar een helft? Waarop zij antwoordden: ‘Ja, lekker.’ Er was geen grap aan.

Van de generatie van mijn opa waren er nog drie over, twee van zijn broers en een zus. Alle Amsterdammers in hart en nieren. Op onze familiedag, beter bekend als de Huissiesdag, klinkt er dan ook volop Amsterdamse muziek. Hazes, Jordaan en dat lied met dat stuk over de stoomboot, waarover elk jaar weer werd gevraagd: ‘Hoe heet dat lied ook alweer met dat pra pa pa joooo?’ En al sla je me dood, ik weet het nu weer niet.

‘Wil iemand nog wat drinken?’ Nog een bakkie, een paar wijn en drie biertjes en een zwarte koffie. ‘Niet met melk hoor, dat moet ik niet.’
‘Nee, ome Henk, dat weet ik!’

‘ZOOI!’ klinkt er dan ineens. ‘Van Jo Jo!’ roept een ander.
Ja, goddomme, dat is inderdaad dat nummer. Het is trouwens niet eens Amsterdams. Volgens mij is dat ook iets waar we ieder jaar weer achter komen. Dat mag de sfeer niet drukken, want als dit nummer wordt opgezet beginnen we, dan beginnen de Huissies. Van ver in de tachtig tot de jongste die net kan staan, iedereen roept, totaal willekeurig want niemand weet echt wanneer het moet: Pra pa pa jooooo.

‘Iemand nog wat drinken? ‘Bier, wijn, wijn, wodka? Nee, nu nog geen wodka. Oké, dus 6 bier en 5 wijn. Ah en disaronno, ja vergeet ik niet. En een zwarte koffie.’

Enkele Huissies zijn al naar huis. Het clubbie wordt wat kleiner. Is het tijd voor wat sterkers? Het is tijd voor wat sterkers anders kakken we in en ik loop naar de vriezer. In de achtergrond klinken de eerste tonen van het lied Aan de Amsterdamse grachten. Dit lied is tegenwoordig naadloos verbonden met onze oud burgemeester van der Laan, dus er worden onderling enkele woorden over hem gezegd. Zoals Ja, hij is te vroeg gegaan en deze man was Amsterdam.

‘Wil iemand nog wat drinken?’ Ik stel de vraag eigenlijk maar aan een paar mensen.
‘Tante, ome Henk, jullie nog iets?’
‘Wij gaan zo, maar goed, doe nog maar maar een bakkie koffie. Zwart hè.’
Dat was de laatste die ik voor ome Henk zette zou.

Afgelopen week trok mijn gezicht wit weg toen ik te horen kreeg dat ome Henk na een kort ziekbed overleden was. Het eerste waar ik aan dacht waren de talloze kopjes zwarte koffie op de Huissiesdag. Nooit iets anders, niet met melk of suiker, gewoon zwarte koffie. Ik vertelde dit verhaal aan mijn vriendin die tegenover me zat. Toen ik mijn vader belde, ging zij koffie zetten. ‘Hey pap, heb je het gehoord?’ Mijn stem brak.

Enkele minuten later kwam ze terug, ik zat met betraande ogen en had de telefoon net opgehangen. Ze gaf me de kop en zei: ‘Op ome Henk.’
‘Op ome Henk.’ Ik nam een slok en hoorde zijn stem: Is dit koffie met melk? Want dat moet ik niet.