De nacht houdt zijn adem in: “Omdat ik dacht dat het een tot ziens en geen afscheid was”
Mijn laatste nacht was 7 maart, na 00.00 werd het 8. Dat was de laatste. Ik zei dat ik het niet te laat ging maken, want ik had een kater van de vrijdag. Ik ben mezelf nog steeds dankbaar dat ik mijn woorden een uur later had verworpen.
Ook mijn ouders stonden op de gastenlijst. “Nee, niet daarheen! We moeten niet in die rij.”
Er waren vrienden uit Brabant, Haarlem en Zaandam, in de lichten van het Leidseplein. Het was eigenlijk het perfecte afscheid.
Iedereen met blosjes op de wangen, van de gedronken drank, het fietsen en de warmte. De muur van geluid, muziek en mensen kwam op me af toen de portier de zwarte deur opende. Ik had niets in mijn tas, hij wenste me veel plezier. Niet wetende dat het de laatste keer was, bedankte ik hem en stapte in de nacht.
“Geef mij maar de pinpas, ik haal de drank.” Ik knokte me naar de bar. In mezelf scheldend dat het te druk was. Hup, aan de kant. Zwetende mensen plakkend tegen elkaar en drank die morste uit glazen, het besmeurde mijn shirt. Ik had nooit kunnen verzinnen dat ik dat zou missen.
De muziek zweepte het publiek op en het publiek elkaar. Ik keek tevreden naar de mensen om mij heen en koester het moment dat ik zag dat iedereen lachte. Het waren wel meer dan tien glimlachen, allemaal even prachtig. Ik koesterde het toen zonder dat ik het doorhad.
Als ik had geweten wat ik nu weet, had ik niet alleen naar je gekeken. Ik was naar je toegelopen en had je vastgepakt. Ik had je gekust en gezegd dat je dit laatste uur moest dansen als nooit tevoren. Je had me alleen niet begrepen, want volgende week was er toch weer een feestje?
Steeds denk ik terug aan die nacht. Heb ik wel genoeg mijn best gedaan? Gelachen en gedanst? Geproost en genoten? Ik denk het wel, want we gingen weg met het licht aan, omdat het tijd was voor de ochtend, de nacht achter ons lag. Ik weet nog goed dat ik niet wilde slapen, maar er vrede mee had. Omdat ik dacht dat het een tot ziens en geen afscheid was.
Het is bijna 6 maanden geleden. Dit keer klonk geen datum, maar een voorlopig niet. We gingen van een perspectief naar niets. Een mens kan maar een geringe tijd zijn adem inhouden voor hij verdrinkt. We willen niet verzuipen. We willen leven, we willen dat je ons ziet. De nacht houdt zijn adem in, maar oneindig is het niet.