De foto op de Dam: “Ik besefte toen pas hoeveel het voor mijn opa en oma betekende”
De telefoon had ik al in mijn hand toen deze begon te trillen. In het beeldscherm verscheen een naam: oma Rita. Iemand belde met het 06-nummer van mijn oma. Iemand, dacht ik, want mijn oma hadden we al meerdere malen aan een mobiele telefoon proberen te krijgen, maar succes was ver te zoeken.
Zodoende stuurden we altijd foto’s naar mijn neef of nicht, die naast mijn opa Bob en oma Rita in een dorp in het oosten woonden, zodat zij die vervolgens konden laten zien. Mijn moeder had vandaag datzelfde met een foto gedaan.
De naam verdween voor ik kon opnemen uit het scherm. Misschien ging het bellen wel per ongeluk, want toen ik terug belde werd er niet opgenomen. Er was geen reden tot paniek, het telefoontje kwam niet onverwachts.
Ik had mijn moeder een half uur daarvoor aan de telefoon gehad: “Door het dolle heen”, zei ze. Mijn oma was door het dolle heen toen ze de foto zag. Overladen met trots, zei ze, want mijn opa en oma hadden er gisteren nog naar gekeken op de televisie. Of ik ze later die middag of avond wilde bellen want mijn opa was nu niet thuis en juist hem moest ik spreken. Ik beloofde dat.
Mijn telefoon begon opnieuw te trillen en ditmaal nam ik op tijd op: “Oma!” Ik hoorde mijn eigen ongeloof door het enthousiasme heen.
“Mercedes?”
“Ja!”
“Oh kind toch, wat ben ik trots op jullie! Zo ongelooflijk trots!” Ik hoorde en voelde de intense liefde van mijn oma door de telefoon. “We hebben gisteren nog gekeken, je opa en ik. Het was zo indrukwekkend. We zeiden nog tegen elkaar: “Misschien staan Mercedes en Tex daar wel.” En toen kwam je nicht naar ons toe met die foto, die foto!”
Mijn moeder had de foto doorgestuurd die deze ochtend bovenaan de liveblog van NU.nl had gestaan. De foto waarvan ik niet wist dat hij gemaakt was. Het was een foto van mij en mijn vriendin op de Dam, beiden met een masker op en in mijn handen een bord met daarop de tekst Black Lives Matter met aan beide kanten rode hartjes.
“Je opa zal zo trots zijn! Je kan natuurlijk ook kleinkinderen hebben die er heel anders over denken en ook dan had ik van ze gehouden, maar dat is toch anders en dit is zo mooi. Opa is pas na 14.30 thuis denk ik, want hij heeft boterhammen mee naar zijn atelier.” Om die zin moest ik lachen en door mijn lach, moest mijn oma ook lachen: “Maar ik moest je even spreken, dus ben ik gaan kijken hoe die mobiele telefoon ook alweer werkte, daarom ging het niet helemaal goed de eerste keer. Ik kan niet wachten om Bob de foto te laten zien en te vertellen dat jullie er waren!”
We spraken nog even over het vredige verloop van de demonstratie, over hoe trots we op mijn broertje waren die met ons mee was gekomen en ik beloofde later op de dag terug te bellen als mijn opa er zou zijn.
Die middag heb ik meerdere keren moeten lachen als ik terugdacht aan het gesprek met mijn oma, om alle mooie woorden die ze had gezegd, het enthousiasme in haar stem en bovenal dat mijn oma, na jaren in het bezit van een mobiele telefoon te zijn en deze niet te gebruiken, nu die urgentie voelde om uit te zoeken hoe het ding werkte om haar kleinkind op te bellen en haar trots te uiten. Toen ik het mijn moeder die middag vertelde keek zij net zo vol ongeloof als ik nog steeds deed.
Aan het begin van de avond ging ik zitten aan het einde van de bank. Op mijn telefoon zocht ik tussen mijn contacten de ‘o’ van opa en oma op. De telefoon ging daarna over.
“Met Bob.” Mijn opa legde altijd de klemtoon op de ‘o’ in zijn naam als hij de telefoon opnam.
“Hey opie, met Merc!”
“Hey toetie!” zei mijn opa daarna, zoals hij altijd deed.
“Ik had beloofd je nog even te bellen. Heb je de foto gezien?”
“Nee, nog niet!” zei hij, maar hij vertelde dat mijn neef bij hen op de bank zat en dat hij zo ging vragen naar de foto.
“We waren er gisteren, op de Dam. Samen met Selma en Tex. Jullie hebben gekeken, zei oma.”
“Ik hoorde het.” zei hij. Mijn opa begon voorzichtig te lachen, hoorde ik door de telefoon. Het was de lach die boekdelen sprak. Mijn opa lachte op die manier als hij geen woorden had.
Toen ik op de Dam stond met een mondkapje om en een bord in mijn armen, met links mijn vriendin en rechts mijn broertje, heb ik meerdere keren aan mijn opa gedacht. Ik dacht aan bekenden, onbekenden, mensen die om me heen stonden, goede vrienden en mijn opa. Aan een pijn die ik nooit zou kunnen voelen, maar zij dagelijks.
Toen ik mijn oma die middag aan de telefoon had, besefte ik pas hoeveel het voor hen betekende. Toen mijn oma met haar mobiele telefoon, de mijne belde om haar kleinkind te vertellen hoe trots ze was. Toen ze zei dat ze niet kon wachten tot mijn opa aan het einde van de middag thuis was om te vertellen dat we daar hadden gestaan.
Nu hoorde ik mijn opa lachen en ik lachte ook. Beiden konden we niets zeggen, dus we lachten met liefde en trots. Er volgde een korte stilte, even geen gelach. Mijn opa begon plots met praten, een paar woorden die ik nooit meer zal vergeten. Toen hij die woorden uitsprak, mijn opa. Toen wist ik hoeveel het voor hem betekende dat wij daar hadden gestaan: “Heb je dan een foto van mij bij je?”
“Altijd, opa.”
