Door Schrijvers, Het Lief Dagboek, Mercedes Coco

Californication op de kermis in Amsterdam: “Met een twinkeling in zijn ogen”

Vroeger als kind begon ik haast te trillen van enthousiasme als ik naar de kermis ging, eigenlijk had ik dat nog steeds een beetje. Het verschil tussen dat meisje van vroeger en de vrouw van nu was niet meer dan haar uiterlijk vertoon en een relatief grote zak levenservaring. Het ontkrachtende had ik uit de vorige zin kunnen laten, maar dan had je niet begrepen hoe enthousiast ik was geworden toen hij me had gevraagd hem rond een uurtje of 17.00 bij de kermis te zien.

Het was koud buiten, regende niet, maar de tegenwind had twintig minuten lang rijkelijk tegen mijn wangen gestreeld. Het was een zaterdag en toen ik mijn fiets neerzette, bedacht ik me dat we ons beiden één ding niet beseft hadden. Dat de kermis waar we elkaar zouden zien midden op de Dam was. De romantiek woei weg met de tegenwind die mijn wangen tot blosjes had gemaakt. 

In de ongepaste setting die het was stond daar een man met lange cognac-kleurige jas. Een nonchalante houding met zijn speelse haar. In een oogopslag deed schijn deed bedriegen dat hij ontspannen was, hij rookte een peukje en keek naar het reuzenrad.  

De wijde pijpen van mijn flared jeans verborgen door de wind mijn schoenen niet langer, de stof wikkelde zich strak om mijn benen toen ik overstak richting de man aan de andere kant. Ik raakte haast verstrikt in mijn zwarte sjaal. Mijn shaggy jas zakte van mijn schouder, maar dat gebeurde zonder duwtje van de natuur ook vaak genoeg.

De peuk vloog naar de grond, met zijn schoen stond hij erop. Tussen de veelal sneakers die de stenen raakten sprongen zijn leren laarzen eruit. De broek waar we het vanmiddag nog over hadden gehad, hing ongetwijfeld onbedoeld mooi gedrapeerd op het leer. Een verschijning rechtstreeks uit de jaren zeventig in een om aandacht schreeuwende vervloekte setting. Alsof Hank Moody uit Californication in een set van Gossip Girl gezet was, maar geen moeite deed om zich hierop aan te passen, simpelweg omdat hij het waarschijnlijk niet eens doorhad. 

“Maar dit is helemaal geen flared jeans!” Hij draaide bijna sierlijk langzaam op de hiel van zijn linkervoet naar me toe en keek naar zijn broek.

“Nee, dat vond ik misschien toch een beetje veel, dus het werd een bootcut.” 

In het eerste gesprek wat we hadden gehad, in de Weber op een woensdagnacht, had ik geprezen hoe stapelgek ik op flared jeans bij mannen was, maar geen vent in Amsterdam die zo’n broek dragen kon. Al kon ik dat eigenlijk niet weten, want geen die het deed.

Ik keek in zijn ogen, een wenkbrauw wat bijdehand omhoog. Hij hupte eenmaal heen en weer van zijn hiel naar de bal van zijn voet. Ik lachte, hij wachtte op het antwoord van de vraag die zonder woorden gesteld was. Mijn blik dwaalde weer naar de broek, waarvan de pijpen niet recht maar iets uitgelopen waren. Flared genoeg tussen alle joggingbroeken en skinny jeans in het geruis van de kermis op de Dam. “Het is heel mooi. Het staat je goed!”

Met een twinkeling in zijn ogen raakte zijn blik de mijne, terwijl hij zijn sigaretten uit zijn zak haalde. Met zijn hoofd iets voorovergebogen opende hij het rode pakje Marlboro zonder oogcontact te verliezen. De sigaret die hij pakte, draaide hij tussen zijn vingers en bracht hij naar zijn mond. Hij bewoog het pakje naar voren en plots kreeg ik zin om te roken. We keken pas weg toen we beiden een aansteker zochten. 

Hij met zijn bootcut jeans, cognac-kleurige jas, leren laarzen en warrig haar. Ik met wijde flared jeans, shaggy jas, hoge hakken en speelse haren. Hij bood me een vuurtje aan. We stonden op een set van Gossip Girl, maar hoorden in die van Californication. “Toch maar een rondje lopen?” En hij nam me mee.